Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2274

Datum uitspraak1998-12-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers34009
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 1997 betreffende de hem over het jaar 1995 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 25.772,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van de middelen Het verschil tussen het in beginsel voor een assistent in opleiding geldende salaris en het door belanghebbende in feite, op grond van het bepaalde in artikel 5a van het Bezoldigingsbesluit Wetenschappelijk Onderwijs, ontvangen lagere salaris, is niet door hem genoten en is derhalve geen deel gaan uitmaken van zijn vermogen. Dat verschil kan dan ook niet worden gezien als een door belanghebbende gedane uitgave, zodat van aftrek als uitgave terzake van opleiding of studie voor een beroep geen sprake kan zijn. Voorzover de middelen van een andere opvatting uitgaan, falen zij. Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 23 december 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Fleers en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.